Nu is nog zo zonder jou

Praten over rouw

Toen ik nog geen ervaring had met ziekte, sterven en rouw, vond ik het vreselijk lastig om met vrienden te praten die net een dierbare hadden verloren. Een moeder. Een vader. Een broer. Ik was bang dat ik iets verkeerds zei. Soms probeerde ik het voorzichtig. Of vroeg ik: ‘Hoe gaat het?’, in het midden latend wat ik precies bedoelde. Of vond ik blozend en stotterend mijn weg door onhandige woorden. Formuleerde ik maar al te behoedzaam waardoor een gesprek soms moeilijk op gang kwam of juist snel weer overging op iets anders. Wat moest ik ook vragen? Wat valt er überhaupt te zeggen? Er is toch niets dat troost? Zal ik een mailtje sturen? Maar hier zijn toch geen woorden voor? Wat ik ook probeer, het klinkt allemaal zo cliché. Zal ik een berichtje sturen? Maar wat als ik het verdriet oprakel op een onhandig moment?

We kiezen simpelweg gemakkelijker voor zwijgen, dan voor ongemakkelijk zeggen.

Had ik toen maar geweten wat ik nu weet. Maak me ervoor wakker. Ik droomde toch al over hem. Leid me af van mijn werk. Ik dacht net al aan hem. Noem zijn naam. Die lag toch al op mijn lippen. You are all my heart ever wants to talk about.

Ik honger naar woorden. Het is nooit genoeg. Mijn hoofd vol muizenissen, spinnenwebben, herinneringen, ruïnes waar het licht op valt. Stortbuien. Stoffige hoekjes, de weerhaken van traumatische beelden, alle hoeken van mijn hart. Als in ademnood wil ik met woorden de verbinding leggen van de ander naar mij naar hem en weer terug. Telkens terug. Telkens terug.

Verademing. Ik wil in herhaling mogen vallen, oeverloos herinneringen oprakelen en eindeloos reflecteren. Daar schaam ik me voor. Daar voel ik me schuldig over. Maar ik weet ook niet hoe rouwen anders moet. Het belasten van de ander, het egocentrisme van steeds over mezelf praten. Ik verlang wellicht ook te veel van mijn omgeving. Dus kies ik ook vaak voor gemakkelijker gezwegen, dan te veel gezegd.

Maar het liefste wil ik verhalen weven. Een ruimte creëren waarin jij weer even woont, warm tussen ons in. Daar ben je dan ineens. Opgeduikeld uit herinneringen. Die zachte intimiteit waar ik kan ontspannen en lachen, een warme cocon waarin jij zachtjes tot leven komt. Of die de lelijke waarheid laat zien door te koude beelden. Het maakt niet uit. Het is er allemaal al. Het wil er alleen maar uit. Uit den treure erover praten. Letterlijk. Door de wind te laten waaien in mijn hoofd krijg ik ruimte om de treurigheid eruit te blazen.

Helden. Wat heb ik veel respect gekregen voor vrienden die over hun woorden struikelend, voorzichtig formulerend, excuserend, toch over hun ongemakkelijkheid heenstapten. De stilte uit. De vriendin die me op mijn eerste openbare feestje omhelsde en me condoleerde. De kennis die een herinnering ophaalde. De vriend die me liet huilen op een verjaardagsfeestje en – toen ik me beschaamd van zijn schouder wilde terugtrekken – zei: ‘Ik denk niet dat je al uitgehuild bent’, en me weer tegen zich aantrok. Mijn tante die me tegenkwam in de supermarkt, me een kop koffie op het bankje aanbood waar we tussen winkelwagentjes spraken over rouw. De vrienden die zeiden: ‘Weet je nog?’ De ex-collega die een jaar later uit het niets opbelde en zei: ‘Hoe is het nu?’ Een kennis die plots vroeg: ‘Mis je hem?’ We huilden samen in haar kleine keuken, dierbaar en intiem. De vriendin die ineens huilend voor mijn deur stond omdat ze mijn blogs gelezen had en ze nu pas besefte hoeveel pijn een dode geliefde kan doen. Ik voelde me voor het eerst echt gezien in mijn rouw.

Andere oude vrienden, soms uit onverwachte hoeken, kwamen spontaan opdagen en hielpen me. Kennissen of onbekenden van een generatie ouder, die door het leeftijdsverschil al ervaring met de dood hadden, namen de tijd en zeiden vaak de fijne dingen. Ik vroeg een vriendin of ik het hele verhaal vanaf zijn ziek zijn tot zijn dood nog een keer mocht vertellen. Ik was haar dankbaar voor de drie episodes lange wandelingen. De vrienden die deden alsof ze mijn snot en tranen in hun kraag ‘nee, echt niet’, niet erg vonden. Die logen: ‘Je ziet er helemaal niet uit alsof je net gehuild hebt. En zelfs als je gehuild hebt ben je nog superknap.’ Waardoor ik door mijn tranen lachte. Een vriend van jou die me een avond uitnodigde en nieuwe verhalen van vroeger vertelde.

Want denk niet dat praten over hem vaak gebeurt. Mijn twee beste vriendinnen kregen vaker de vraag 'hoe het met mij ging' dan dat ik die zelf kreeg. Een keer was een vriendin van vroeger even op bezoek, een halfjaar na het overlijden, en ik zag dat ze wilde vragen hoe het met me ging. Dat ze zweeg. Dat ze twijfelde. Totdat ze eindelijk zei: ‘Hoe gaat het met je …’ En ik ontspande, maar waarop ze vervolgde: ‘… met je broer?’ Ook ik moet een drempel over om erover te beginnen, ook ik vind dit moeilijk. Maar voor mij is het zo urgent dat ik mezelf daarover heen duw. ‘Met mijn broer gaat het goed, al was het wel vervelend voor hem dat hij zijn trainingsperiode in Japan moest afbreken voor de begrafenis ...’ Een vriend zei: ‘Als ik zie dat je gehuild hebt, dan weet ik niets te vragen of te zeggen, want ik weet ook wel waarom je huilen moet.’ Is dat zo? Het gaat mij niet om nieuwe inzichten, ik ben alleen bang dat ik moet blijven praten over alle facetten van verdriet.

Sommige vrienden blijken, net als ik voorheen, nog niet de vaardigheden te hebben om bij rouw te blijven staan. Er wordt te veel gezwegen uit angst. Door hen, door mij. En waar stiltes vallen komen koetjes en kalfjes, en te vaak gesprekken over het weer.

Praten. Ook op de plekken waar ik me het meest unheimisch voel: dat feestje, die familiebijeenkomst, die eerste werkdagen na een bijzondere datum, die borrel waar ik tegen opzag. Het zijn juist deze ‘normale’ situaties met veel mensen waar ik me met elke minuut meer vervreemd voel. Elk leeg uur in een gesprek waarin mijn rouw niet aangesproken wordt. Daar is maar één remedie voor.

Noem zijn naam. Ik zal je dankbaar aankijken. Je zult waarschijnlijk de eerste zijn die er deze week over begint. Even hoef ik niet twee werelden jonglerend in de lucht te houden. Ja, er zijn zeldzame momenten dat ik liever even niet over hem praat. Door vermoeidheid, door te veel emoties. Maar ik verzeker je dat ik dat moeiteloos kan aangeven.

Eerste Hulp bij Rouwgesprekken, opgesteld door mij en mijn collega-jongeweduwen. Goede communicatie, wordt gezegd, is afhankelijk van de situatie: voor alles is een juiste plek, een juiste tijd, een juiste hoeveelheid. Onze richtlijn is simpel. Overal. Altijd. Zoveel mogelijk.

Ga je nog vaak naar de begraafplaats? Hoe is het met je rouw? Hoe is het nu met jou en ‘hem’? Hoe ziet je dag er nu uit? Vertel eens een herinnering. ‘Denk je vaak aan hem?’ is een overbodige vraag. ‘Wat komt er in je op als je aan hem denkt?’, is beter. Heb je herinneringen waar je nog om moet lachen? Of moet huilen? Is er iets wat je troost? Mis je hem? Hoe gaat het nu echt met je? Red je het een beetje? Vertel nog eens hoe dat ging in het ziekenhuis? Wil je vertellen hoe het was toen hij stierf? Hoe voel je je nu over dat moment? Hoe hebben jullie elkaar ook alweer ontmoet? Het gaat niet, hè meis ... Alle vragen met betrekking op mijn lief. Hoe deed hij dat? Wat zei hij daar ook alweer over? Wat zou hij hebben gedaan? Wat mis je nu het meest aan hem? En ik wil trouwens graag een grote bak thee bij je antwoord. Hoe gaat het vandaag met je? Red je het wel alleen? Kan ik je met iets helpen? Zou je het fijn vinden samen herinneringen op te halen? Hoe voelt rouwen voor je? Zullen we samen wandelen in het bos en dan haal ik je op in de auto en kunnen we alvast met elkaar praten. Wat zie je er goed uit ... maar dat zal vanbinnen wel even anders zijn … even bakkie doen nu? Zo fijn is het ook als de ander aangeeft hem te missen, aan hem te denken en daar woorden aan geeft. Niets zo troostend als dat hij ook gemist wordt door anderen.

Geen enkele vraag of opmerking uit het hart is ooit verkeerd. Tijd maken. Echt luisteren. Niet schrikken van tranen. Stel de pijnlijke vragen. Maak me aan het huilen. Soms zijn het eigenlijk niet eens de vragen. Het is de aandacht, de rouw die gezien wordt, de knuffel, de arm om mijn schouder, het samen zwijgen die een eenzaamheid verdrijft. De aanraking die zegt: ik leef met je mee.

Eigenlijk kun je maar één ding fout doen. Er niet over beginnen. Er niet telkens weer over beginnen.