De jonge weduwe Marloes Harkema baant zich na de dood van haar man vallend en opstaand een weg door het landschap van rouw. Ze maakt de lezer deelgenoot van doorwaakte nachten, de stamelende reacties van haar omgeving en het zwijgen over de dood. Op poëtische wijze schrijft ze over huilen in de supermarkt en de weerstand om los te laten. Maar ook over veerkracht, verzachting en over hoe ze stap voor stap de weggevallen fundamenten onder haar leven weer opbouwt.